Economische samenwerkingsagenda Blue Delta

Onder Agro Food valt niet alleen de primaire sector, de landbouw, maar de hele keten. Het gaat ook over de toeleverende en verwerkende industrie, en groot- en detailhandel en kennisinstellingen. De getoonde cijfers (banen, vestigingen en toegevoegde waarde) gaan over landbouw, toeleverende en verwerkende industrie en groothandel. Dus zonder detailhandel en kennisinstellingen. Het deel over bijdrage aan brede welvaart gaat vooral over de landbouwsector. Meer onderzoek zou gedaan kunnen worden naar het belang van de Friese toeleverende en verwerkende industrie.

Kenmerkend voor de Friese landbouwsector is dat deze wat minder intensief is dan in andere delen van het land. 

Een uitdaging binnen de Agro Food sector in Friesland, maar ook daarbuiten, is het belonen van circulair ondernemen en het belonen van andere maatschappelijke toegevoegde waarde zoals biodiversiteit, natuurbeheer, etc.

Verdienen

In 2023 telde de Friese agrofoodsector 31.040 banen, goed voor 9,5 procent van de totale Friese werkgelegenheid. Het aandeel van de sector in de totale werkgelegenheid is hiermee hoger dan landelijk (5,9%). De toegevoegde waarde van de sector bedroeg in 2023 ruim € 2,4 miljard en heeft hiermee een aandeel van 9,8 procent in de totale economie. Op landelijk schaal is deze sector goed voor 6,6 procent van de totale toegevoegde waarde. Met een toegevoegde waarde van € 78.290 per baan is het verdienvermogen van de agrofoodsector bovengemiddeld. Tussen 2013 en 2023 nam het aantal banen met 9,2 procent minder sterk toe dan de gemiddelde Friese banengroei (14,3%). Groei komt met name voor rekening van banengroei in de secundaire landbouw en voedingsmiddelenindustrie. De ontwikkeling van de sector is vrijwel gelijk aan de landelijke ontwikkeling.

Bron
LISA werkgelegenheidsregister, provincie Fryslân. Zie voor meer informatie de Staat van Fryslân.  

Definities
LISA (Landelijk Informatiesysteem van Arbeidsplaatsen) is een databestand met gegevens over alle vestigingen in Nederland waar betaald werk wordt verricht. De kerngegevens per vestiging hebben een ruimtelijke component (adresgegevens) en een sociaaleconomische component (werkgelegenheid en economische activiteit). De LISA cijfers van Fryslân worden beheerd en gemonitord door de provincie Fryslân en ingebracht in het landelijke LISA register. Meer provinciale LISA cijfers zijn te raadplegen in de Staat van Fryslân

Vestigingen
Locatie van een onderneming, instelling of zelfstandige beroepsbeoefenaar (dat wil zeggen elke fabriek, werkplaats, kantoor, winkel of andere bedrijfsruimte, dan wel elk complex daarvan) waarin of van waaruit een economische activiteit of zelfstandig (vrij) beroep wordt uitgeoefend door minimaal 1 werkzaam persoon. 

Banen
Het aantal banen heeft betrekking op het totaal aantal fulltimers, parttimers en uitzendkrachten. Vrijwilligers worden niet meegeteld. 

Werkzame persoon is een arbeidskracht die beroepsmatig (een) betaalde activiteit(en) verricht op of vanuit de vestiging: meewerkende ondernemer/eigenaar (directeur, bedrijfshoofd), meewerkend gezinslid, zelfstandig beroepsbeoefenaar, werknemer, uitzendkracht. LISA vraagt in de werkgelegenheidsenquête naar het aantal werkzame personen op vestigingsniveau. Aangezien een werkzame persoon bij meerdere vestigingen (van verschillende bedrijven/ondernemingen) werkzaam kan zijn, bijvoorbeeld wanneer iemand vier dagen in loondienst is en één dag actief is als zelfstandig ondernemer, geven de uiteindelijke werkgelegenheid statistieken feitelijk inzicht in het totaal aantal bezette arbeidsplaatsen of banen. 

Banen per vestiging
Het aantal banen gedeeld door het aantal vestigingen

Toegevoegde waarde
De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt (het intermediair verbruik). De toegevoegde waarde is daarbij uitgedrukt in basisprijzen, de prijzen die door producenten zijn ervaren. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe. Zie ook hier voor nadere toelichting.

Agro Food
Voor de bepaling van het aantal vestigingen, banen en toegevoegde waarde wordt gebruik gemaakt van een landelijk afgebakende indeling naar bedrijfsactiviteiten. Deze bevat vestigingen in de primaire landbouw, secundaire landbouw, voedingsmiddelenindustrie en groothandel in landbouwproducten en voedingsmiddelen. De detailhandel in voedingsmiddelen wordt hier niet in meegeteld.   

Bijdrage aan brede welvaart


De bijdrage van Agro Food aan schone natuur: 

Onderstaande kwalitatieve informatie is grotendeels gebaseerd op de gevoerde interviews.

Het sluiten van de nutriëntenkringloop (dus meer gemengde bedrijven) leidt tot een gezondere bodem, minder gebruik van kunstmest (waarvan de productie een grote CO2-uitstoot veroorzaakt) en schoner water als gevolg van het gebruik van een lagere hoeveelheid bestrijdingsmiddelen. Ook zijn veel (niet-biologische) bestrijdingsmiddelen, net als monocultuur van gewassen, vaak niet goed voor de biodiversiteit. Voor een goed evenwicht tussen economisch rendabiliteit (verdienmodellen) en ecologische kwaliteit, waarbij deze elkaar ook versterken, is een verandering van het systeem nodig. Daarbij horen nieuwe verdienmodellen waarbij circulariteit (maar ook andere maatschappelijke waarden) bijdraagt aan het verdienvermogen van een boerenbedrijf.  Een voorbeeld van circulariteit is de mate waarin vitaminen en mineralen teruglopen naar de bodem. Een probleem daarbij ontstaat op het vlak van methodiek en het meten van kringlopen.

Bijdrage gezonde economie: verdienmodellen

Onderstaande kwalitatieve informatie is grotendeels gebaseerd op de gevoerde interviews.
Het ontwikkelen van een verdienmodel is een grote uitdaging in de Agro Food sector. In het agrarisch domein staan verdienmodellen aan alle kanten onder druk. Voor traditionele bedrijven is het een grote uitdaging om een gezond verdienmodel aan te houden. Het jaarinkomen van een agrarisch ondernemer is vaak laag in verhouding tot zijn/haar schuld. Tegenover de schuld staan regelmatig assets/eigendommen, maar dat betekent ook dat een boer die wil stoppen daar nauwelijks toe in staat is, want hoe gaat hij/zij de schuld aflossen? Er zijn meer verdienmodellen nodig die niet alleen maar naar nóg meer efficiëntie en productie streven, maar die het makkelijker maken om te diversifiëren, nieuwe markten aan te boren, andere eiwitten te produceren en te vermarkten. Het is een grote vraag hoe bedrijven die competitief willen zijn met alternatieve producten, dit kunnen bewerkstelligen, aangezien de markt nog grotendeels is ingericht op conventionele productie van dierlijke eiwitten. Nederland is gespecialiseerd in het effectief produceren van dierlijke producten, maar als het gaat om de transitie naar plantaardige eiwitten, is het de vraag waar het geld vandaan zal komen om dit te kunnen financieren. 

Binnen de eiwit-transitie bestaan veel mogelijkheden voor Friesland; er zijn vele wegen die bewandeld kunnen worden. Welke type gewassen zijn het meest verstandig om te verbouwen? Welke hebben het beste perspectief als het gaat om gezonde voeding en de mogelijkheid tot het realiseren van een verdienmodel? Dit zijn vragen die nader onderzocht zouden moeten worden. Dan blijft de vraag: Wie gaat er betalen voor de transitie van bedrijven die een duurzaam alternatief willen verbouwen? En wie betaalt de transitiekosten van het ene systeem naar het andere systeem?

Een deel van de boeren heeft voor schaalvergrotingen grote schulden bij de bank gemaakt, vanwege noodzakelijke investeringen. Een ander deel van de boeren heeft de kans gemist om mee te gaan in de schaalvergroting, waardoor hun inkomen nu relatief laag is. Voor beide groepen boeren is het financieel moeilijk om door te ontwikkelen. Hoe kan de verduurzaming dan toch gerealiseerd worden? Een mogelijkheid is dat het geld dat beschikbaar is voor bedrijfsbeëindiging anders besteed wordt, namelijk dat het geïnvesteerd wordt bij boeren die een transitie naar het verbouwen van andere gewassen willen realiseren. Een andere mogelijkheid is een beleidsmatige aanpassing van Europese subsidies. Naast de inkomsten voor melk/vlees/etc. is de Europese bijdrage de grootste inkomstenbron voor veel boeren. Nu nog is de oppervlakte van het land van de boer een belangrijke indicator voor subsidie, misschien zou de maatschappelijke bijdrage een belangrijkere indicator moeten worden voor Europese subsidie.

Het ontwikkelen van de ”korte keten” is niet alleen een aandachtspunt bij de eiwittransitie, maar ook bij verdienmodellen. Voor een deel van de boeren is er een goed verdienmodel te vinden door te produceren voor consumenten dichtbij, daar waar veel boeren nu produceren voor de wereldmarkt. Dat vraagt een heel andere aanpak en zal beslist niet voor elke boer een oplossing zijn, maar voor een deel van de boeren wel.

Voordeel van het consumeren van lokale agrarische producten is dat er minder transport nodig is en daardoor minder CO2 uitstoot vrijkomt.

Bijdrage Agro Food aan gelukkige mens

Onderstaande kwalitatieve informatie is grotendeels gebaseerd op de gevoerde interviews.
Er liggen in Fryslân kansen door in te spelen op de vraag van consumenten naar gezonder voedsel. In Fryslân wordt op een hoog kwaliteitsniveau voedsel geproduceerd, maar er is gebleken dat de markt juist zoekende is naar verhoogde kwaliteit van gezonde voeding. Op het gebied van innovatie zijn er grote kansen als het gaat om de ontwikkeling van de kwaliteit van het voedsel.

Een andere bijdrage aan gelukkige mens is de groene ruimte die ontstaat als gevolg van (duurzame) landbouw.

  • Interviews met Pieter van der Valk (van Coöperatie Sûne Grûn) en Arjen Droog (voormalig directeur Foodvalley, nu directeur Planbureau Fryslân)

Vernieuwen

Clustervorming

Het netwerk binnen deze sector is in Friesland sterk ontwikkeld, met name wanneer deze vergeleken wordt met andere regio’s. Wel zijn oude vormen van kennisdelen verdwenen (productschap), daar zou opnieuw in geïnvesteerd moeten worden. Een voorbeeld daarvan is de groeiende coöperatie van Sûne Grûn, die opgericht is om leden van elkaar te laten leren bij de omschakeling naar een gemengd bedrijf (met een gesloten nutriëntenkringloop). 

Groei export Agro Food

Producten uit de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie vertegenwoordigden in 2022 met een waarde van ruim € 3,1 miljard bijna een derde van de Friese export. In 2021 bedroeg de exportwaarde ruim € 2.5 miljard. I.v.m. een gewijzigde methodiek door het CBS is er geen meerjarige ontwikkeling weer te geven. Agrofood is goed voor 32,9 procent van de Friese export. Dit aandeel is een stuk hoger dan het landelijke aandeel (13,4%).  

Randvoorwaarden

Bij de indeling van het landschap kan er een spanningsveld ontstaan als het gaat om de agrarische sector, land is schaars en deze schaarste neemt de komende jaren toe. 

In het landbouwvoedselsysteem keren (micro)nutriënten niet of nauwelijks terug naar het voedselsysteem. Het ontstane tekort aan nutriënten in de grond wordt nu aangevuld met kunstmest en dierlijke mest. Om de kringloop volledig te sluiten (circulair te maken) moet uiteindelijk ook onze poep en plas (humane excreta) weer terug naar de grond (bron: Circulair Friesland).

Wet- en regelgeving wordt beschouwd als groot obstakel bij de transitie naar een circulaire nutriënten-kringloop, daardoor is er nu te weinig prikkel. Verder zouden voorwaarden voor subsidies meer integraal vormgegeven moeten worden.

Tenslotte wordt als randvoorwaarde genoemd de beschikbaarheid van woningen voor werknemers. 

Gedrag Friese consument

Aan de panelleden van Panel Fryslân is in 2023 gevraagd of zij rekening houden met het feit of hun eten afkomstig is van een kleine, lokale ondernemer als zij dit kopen. In Fryslân houdt 26 procent van de inwoners bij het kopen van voedsel rekening met dit feit. 

Ook zijn panelleden gevraagd naar hun vleesconsumptie. 53 procent van de Friezen eet 5 tot 7 dagen per week vlees, 12 procent eet nooit vlees. 

Ontwikkeling primaire en secundaire landbouwsector

De landbouwsector valt op te splitsen naar twee verschillende onderdelen. Primaire landbouwgoederen zijn onbewerkte goederen die rechtstreeks uit de natuur dan wel uit de primaire sector komen. Secundaire landbouwgoederen zijn bewerkingen en bereidingen van de primaire landbouwgoederen. Oftewel: de primaire sector levert de grondstoffen en voedsel die verwerkt worden in de secundaire sector. Daar waar de groei in banen tussen de primaire en secundaire landbouwsector zeer vergelijkbaar is (een stijging van 10% tussen 2013 en 2023), wordt een stijging in het aantal vestigingen in de landbouwsector volledig veroorzaak door een stijging in het aantal vestigingen in de secundaire landbouwsector. Het aantal vestigingen in de secundaire landbouw in Fryslân is toegenomen van ruim 800 vestigingen in 2013, tot ruim 1400 vestigingen in 2023.

Bronnen:

  • Interviews met Pieter van der Valk (van Coöperatie Sûne Grûn) en Arjen Droog (voormalig directeur Foodvalley, nu directeur Planbureau Fryslân)
  • Regio Foodvalley: Agrifoodmonitor regio Foodvalley 2022 (2023)
  • Panel Fryslân: Klimaat en milieu (2023)
  • Zie voor meer informatie de monitor Klimaat en Milieu van Planbureau Fryslân
  • Maatwerktabellen Goederenhandel per provincie, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
  • Factsheet Internationale handel, provincie Fryslân 2023

Definities:

Clustervorming: wanneer een groep bedrijven en andere instanties (zoals kennisinstellingen) binnen een bepaald vakgebied zich bij elkaar in de buurt vestigen of intensiever gaan samenwerken. Achterliggende gedachte dat fysieke clustering van bedrijven binnen gespecialiseerde groeisectoren een bron is voor regionaal- economische groei. De ruimtelijke nabijheid tussen deze bedrijven zou de leer- processen en de onderlinge concurrentie stimuleren.

Export: Het leveren van goederen door ingezetenen vanuit het economisch gebied van Nederland aan het buitenland.

Partners